Search
Close this search box.

Research: het OSI-model voor neurale netwerken?

Ergens in de jaren tachtig is het OSI-model ontwikkeld om een gestandaardiseerd raamwerk te bieden voor computernetwerken. Het was een tijd waarin technologie in rap tempo vooruitging en fabrikanten elkaar probeerden te overtreffen met hun eigen protocollen en netwerksystemen. Het resultaat? Een warboel van incompatibele apparaten die nauwelijks met elkaar konden communiceren. Stel je voor dat je probeert een gesprek te voeren, maar iedereen spreekt een andere taal zonder tolk. Zo voelden netwerken zich destijds!

Met het OSI-model kwam daar verandering in. Het model bood een structuur om communicatie in lagen te verdelen, waardoor netwerken ineens ‘elkaars taal’ begonnen te spreken. Maar waarom praten we in een tijd van kunstmatige intelligentie en neurale netwerken nog steeds over een model dat werd ontwikkeld voor traditionele netwerken? Kunnen we iets leren van dit oude concept om de uitdagingen van neurale netwerken aan te pakken? 

Inhoudsopgave

Waarom werd het OSI-model ontwikkeld?

Het is niet moeilijk om je voor te stellen hoe chaotisch de netwerkomgeving was voordat het OSI-model zijn intrede deed. Verschillende fabrikanten gebruikten hun eigen standaarden, en het verbinden van systemen van verschillende leveranciers voelde bijna als het aanleggen van een brug tussen twee verschillende werelden. Om deze chaos te bestrijden, kwam de Internationale Organisatie voor Standaardisatie (ISO) met het idee om communicatie in netwerkverbindingen op te splitsen in zeven logische lagen, van de fysieke kabels tot aan de softwareapplicaties die de gegevens gebruiken.

 

Deze zeven lagen — die variëren van de fysieke laag (denk aan kabels en elektrische signalen) tot de applicatielaag (bijvoorbeeld e-mailprogramma’s en webbrowsers) — vormden een soort routekaart die netwerken hielp om op een gestandaardiseerde manier met elkaar te praten. Dit maakte het ontwikkelen van nieuwe technologieën niet alleen eenvoudiger, maar zorgde ook voor een revolutie in de manier waarop we denken over netwerkverbindingen en communicatie.

De zeven lagen van het OSI-model in een notendop

Om de voordelen van het OSI-model beter te begrijpen, laten we even door de lagen heenlopen:

  1. Fysieke laag: Deze laag regelt alle tastbare aspecten van het netwerk, zoals kabels, hubs en fysieke connecties. Het is de basis waarop alle andere lagen rusten.
  2. Datalinklaag: Hier worden fouten in de fysieke verbindingen opgespoord en gecorrigeerd, zodat we geen vervormde of ontbrekende gegevens hebben.
  3. Netwerklaag: Denk aan deze laag als een verkeersregelaar die bepaalt welke weg een datapakketje moet afleggen om zijn bestemming te bereiken.
  4. Transportlaag: Verantwoordelijk voor het verdelen van de gegevens in hapklare brokken en ervoor zorgen dat alles in goede staat aankomt.
  5. Sessie-laag: Helpt bij het opzetten en beheren van sessies tussen verschillende apparaten, bijvoorbeeld bij het inloggen op een server.
  6. Presentatielaag: Zorgt voor de vertaling van gegevens zodat beide uiteinden van de communicatie begrijpen wat ze ontvangen.
  7. Applicatielaag: De laag waar de gebruikersinteractie plaatsvindt, zoals bij webbrowsers en e-mailprogramma’s.

 

Maar wat heeft dit te maken met neurale netwerken?

De uitdagingen van neurale netwerken vandaag de dag

Moderne neurale netwerken zijn complex, groot en soms ondoorgrondelijk. Je kunt ze zien als digitale hersenen met miljoenen neuronen die continu data verwerken en beslissingen nemen. Maar als we kijken naar de huidige uitdagingen in het AI-domein, zien we enkele overeenkomsten met de problemen die computernetwerken in de jaren tachtig ervoeren:

  1. Interoperabiliteit: Verschillende neurale netwerkarchitecturen, zoals convolutionele netwerken (CNN’s) voor beeldverwerking en recurrente netwerken (RNN’s) voor tijdreeksen, werken niet altijd goed samen. Het is alsof je probeert een machine te bouwen met onderdelen van verschillende fabrikanten die niet naadloos op elkaar aansluiten.

  2. Complexiteit: Diepe neurale netwerken bevatten miljoenen verbindingen en neuronen, wat het begrijpen en optimaliseren van hun werking moeilijk maakt. Dit is vergelijkbaar met de complexiteit van oude netwerken die zonder structuur opereerden.

  3. Transparantie en interpretatie: Neurale netwerken worden vaak gezien als ‘zwarte dozen’ — we kunnen wel zien wat er in gaat en wat eruit komt, maar hoe een netwerk precies tot zijn conclusie komt, blijft vaak een mysterie. Het gebrek aan een duidelijke structuur, zoals het OSI-model dat biedt voor traditionele netwerken, draagt hieraan bij.

Kunnen we een OSI-achtig model toepassen op neurale netwerken?

Het idee van een OSI-achtig model voor neurale netwerken is zeker interessant. Laten we eens nadenken over hoe we de lagen van het OSI-model kunnen vertalen naar neurale netwerken:

  • Fysieke laag: In neurale netwerken vertegenwoordigt de fysieke laag de hardware zoals GPU’s en TPU’s die de berekeningen uitvoeren. Denk aan de architectuur van de hardware die de complexe berekeningen mogelijk maakt.
  • Datalinklaag en Netwerklaag: Deze lagen kunnen worden gezien als het ‘verkeer’ van gegevens binnen het netwerk, inclusief de connecties tussen verschillende lagen van het neurale netwerk.
  • Transportlaag: Mechanismen zoals backpropagation, die bepalen hoe informatie van de ene laag naar de andere stroomt, zouden hier kunnen worden geplaatst.
  • Presentatielaag en Applicatielaag: Hier worden de ruwe gegevens getransformeerd en geanalyseerd om betekenisvolle output te genereren, zoals een classificatie of voorspelling.

Wat kunnen we leren van het OSI-model?

Het OSI-model leerde ons dat een gestructureerde benadering bij complexe systemen kan helpen om beter te begrijpen hoe verschillende componenten met elkaar samenwerken. Hoewel neurale netwerken fundamenteel anders zijn dan traditionele computernetwerken, kunnen we toch inspiratie halen uit het idee om hun werking in ‘lagen’ te structureren. Dit zou kunnen helpen bij de ontwikkeling van betere standaardisatie en misschien zelfs de ‘taal’ creëren die verschillende neurale netwerkarchitecturen laat samenwerken.

Conclusie

Hoewel het OSI-model en neurale netwerken op het eerste gezicht weinig met elkaar te maken lijken te hebben, is het idee van een gelaagde benadering nog steeds relevant. Het opdelen van complexe systemen in logische, begrijpbare lagen helpt ons om technologie beter te begrijpen, te ontwikkelen en te standaardiseren. Misschien is het tijd voor de AI-gemeenschap om, geïnspireerd door het OSI-model, een eigen raamwerk te ontwikkelen om de complexiteit van neurale netwerken te beheersen.

Want net zoals het OSI-model destijds de chaos van computernetwerken temde, kan een nieuw gelaagd model misschien de sleutel zijn tot meer transparantie en interoperabiliteit binnen de wereld van kunstmatige intelligentie.